Date: June 2nd, 2010, 02:12 am
We lagen samen in bed. De dekens bedekten op dit moment alleen nog onze voeten, voor de rest lagen we daar naakt, tentoongesteld, en het meubilair in de kamer was ons publiek. Hij streelde door mijn haar en zuchtte af en toe terwijl ik met mijn hoofd op zijn borst rustte. Zijn borsthaartjes kriebelden zachtjes tegen mijn wangen. Het ritme van het kloppen van zijn hart gaf een rustgevend gevoel, of misschien vertrouwd.
Buiten gebeurde er niets. De wereld rustte nog altijd onder een deken van hagelwitte sneeuw. Dit was het moment van de dag waarop mensen niet meer lijken te bestaan, geen auto die langs het huis raast, geen fietser die rinkelt met zijn bel, niet het gedempte geluid van spelende kinderen buiten; alles was zwart. Het kloppen van zijn hart was alles wat bestond en alles wat plaatsvond op dit moment.
En ik dacht aan ons. Liet alle dingen die ik de laatste maanden had meegemaakt de revue passeren. Ik zette alles op een rij voor mijn gedachte om te archiveren en nooit meer verloren te laten gaan. Als je iets niet wil vergeten, is het enige wat je moet doen er gewoon steeds weer aan denken. Iedere keer, dag in, dag uit moet je het even naar boven halen en denken; zo voelde dat.
Hem wilde ik niet vergeten. Ongeacht hoe de toekomst zich zou gaan ontvouwen, dit, wat ik nu meemaakte, moest altijd in mijn hoofd blijven bestaan. Ik had het nodig. Ik voedde me ermee.
Het tweede wat je kunt doen om iets niet te vergeten is het voort te laten duren zolang je leeft. Als iets nu is, heeft het simpelweg niet de mogelijkheid om uit je gedachte te gaan. Deze methode is vaak moeilijker te realiseren, maar levert zoveel meer op. En misschien had ik het liever op deze manier. Voor altijd in mijn gedachte, voor altijd naast mij in bed.
Er begon al een vogel te fluiten, in alle vroegte. Dit deed me ontwaken uit mijn diepe gedachtestroom en ik knipperde even met mijn ogen. Niet kort daarna nam hij een grote hap adem alsof hij wat wilde gaan zeggen… maar er volgde niets. Gedreven door mijn gedachten en het ongemak dat deze stilte ineens heel zwaar maakte ontglipte het me. Tegen al mijn voornemens in zei ik wat ik nooit had mogen zeggen, maar wat moest ik dan?
“Ik hou van je.”
Er volgde een stilte die nog zwaarder was dan de vorige. Zijn ademhaling bleef hetzelfde. Ik had mijn blik niet op hem gericht maar ik wist dat hij me roerloos aankeek. Had ik het maar niet gezegd.
”Nee,” fluisterde hij na een tijdje. Ik durfde mijn mond niet meer open te doen.
”Nee,” zei hij nogmaals, alleen nu wat luider. Hij richtte zich op waardoor ik weer met mijn hoofd op het kussen moest gaan liggen. Hij haalde zijn arm van mijn middel en keek me strak aan.
Toen sprak hij: “Dat mag je niet zeggen. Als je van me houdt verandert alles, dat snap jij toch ook?”
Ik begreep het niet, maar mijn mond vormde de woorden met een tegenovergestelde betekenis. Misschien omdat ik bang was dat het weg zou gaan, of misschien omdat ik niet zeker wist of ik het begreep. De verwarring overheerste.
En daarna deed alles alleen nog maar pijn. Pijn, omdat ik gedesillusioneerd was. Omdat dat wat ik in mijn hoofd van dit voorval had gemaakt niet echt bleek te zijn; jij was niet echt. Je hebt me verbitterd, waarom heb je dat gedaan?
Je mag me geen pijn doen.
Leave a Reply