August 24th, 2019, 11:22 am
Leunend tegen de muur wachtte ik op het voorbijgaan van de secondes. De wachtkamer bevond zich op een kruispunt van meerdere gangen. Simpele plastic bankjes stonden daar vastgeschroefd aan de grond. Aan het plafond hing een zilverkleurig bord, waarop de woorden “Ambulant, volwassenen” was geprint. In het midden stond een tafel, of eigenlijk was het meer een grote, oranje kubus. Het had evengoed een sokkel kunnen zijn voor een hedendaags kunstwerk. De afstand tussen de bankjes en de oranje kubus was te groot om een praktisch nut te kunnen dienen. Ook de kubus was onverplaatsbaar gemaakt door schroeven in de grond. Ik dacht een tijdje na over de eigenlijke functie van dit object.
Het was er een knooppunt van patiënten en behandelaars op zoek naar de spreekkamer waar hun volgende afspraak zou plaatsvinden. Het gezicht van de passanten verraadde telkens weer een andere emotie; ongeduldig en gehaast, of licht vertwijfeld en onzeker, of soms verward en ontdaan. Het geklik van voetstappen op de gladde plavuizen zwol nu eens aan, en stierf dan weer af om geabsorbeerd te worden in de stilte die eveneens vele geluiden bevatte. Het was bijna een dans, bedacht ik me, hoe de mensen om elkaar heen bewogen en soms halve pirouettes maakten in een poging elkaar te ontwijken.
De muren waren hagelwit en aan de plafonds waren tl-buizen bevestigd die de ruimte kil verlichtten. Het licht weerkaatste op de vloer en verspreidde zich in alle richtingen. Zo was alles duidelijk te zien. Een schaduwplek was bijna onvindbaar. Aan de muren prijkte hier en daar een schilderij dat uit een paar penseelstreken in verschillende kleurschakeringen bestond. Er was gekozen voor een abstracte stijl om de geest te prikkelen, nam ik aan. De kunstwerken doorbraken het eindeloze wit van de muren en boden een steunpunt in de strijd tegen de gevaren die daarin schuilden, als een boei in een grote oceaan. Ik klampte me wijselijk vast aan die boei.
Er lag een stapel tijdschriften op het tafeltje naast mij. Omdat de tijd nu eenmaal gedood moest worden, pakte ik er één van de stapel en bladerde erin. Mijn ogen gingen langs kolommen van letters zonder dat de inhoud ervan mijn bewustzijn binnendrong. Hoe dan ook was het onderwerp niet interessant. Alles hier stond slechtst in dienst van de voortschrijdende tijd. Zo verstreken de secondes in een bijna intimiderende regelmaat, op de voorgrond aanwezig en onvermijdelijk. Na enige tijd kwam een man één van de gangen uit gelopen. We wisselden een glimlach uit en hij nam plaats op een stoel links van mij. Hij kuchte en wierp een blik op zijn horloge. Zijn blik verplaatste zich vervolgens naar de gang links, en toen naar de gang rechts. Je kunt de tijd niet versnellen, dacht ik. Je kunt slechts het bestaan erkennen en meegaan in het ritme.
Toen sprak een stem mijn naam. Ik keek op van het tijdschrift dat op mijn schoot lag en zag een vrouw links van mij staan. Ze hield haar handen voor haar schoot gevouwen en glimlachte vriendelijk. Ik stond op en schudde haar hand, die slap en een beetje klam aanvoelde. Toen knikte ze kort en ging ze mij voor, de rechtergang inslaand. Terwijl we de koffieautomaat passeerden bood ze koffie aan, maar ik bedankte. Normaal gesproken sla ik geen koffie af, maar de omstandigheden waren nu anders. In het geval van koffie bestaan er gepaste en ongepaste momenten, en deze situatie behoorde tot de laatste categorie.
Ik volgde haar langs een reeks gesloten deuren. Aan iedere deur was een plaatje bevestigd dat duiding moest geven aan de ruimte die zich erachter bevond. Ook hing er een schuifje waarmee aangegeven kon worden of de kamer bezet was. Zo bleek dat bijna alle ruimtes in gebruik waren. Alleen aan het einde van de gang bevond zich een open deur. De vrouw hield halt bij deze deur en gebaarde dat ik naar binnen diende te gaan. Ik deed netjes wat van mij verwacht werd en betrad de kamer.
In deze kamer werd alles in kaders geplaatst, zo was al snel gebleken. Sommige woorden ving ik maar half op en ik keek allengs door het raam naar buiten, waar paarden in een wei graasden. Ik kon mij niet losmaken van de impressie dat ik deze paarden al eerder gezien had, en dat ze iets diepers moesten betekenen. Deze gedachtes cirkelden in mijn hoofd terwijl de vrouw simpele schematische weergaves tekende van complexe situaties. Soms tilde ze haar pen even op van het schrift, waarna haar grote ogen diepere reserves in mijn binnenste trachtten aan te boren. Maar ik hield het deksel stevig gesloten. Ik stond niet in voor alles dat uit deze put zou stromen als ik dat niet deed.
“Er bestaan drie gebieden,” vertelde ze, “waarin de oplossing van een probleem te vinden valt.”
Ik zweeg alleen en keek vertwijfeld. De stilte die viel was onverenigbaar met alle stemmen in mijn binnenste die talloze verhalen wilden vertellen.
“Klachten, omstandigheden, persoonlijke stijl.” Ze zei het in één adem, alsof de woorden stevig aan elkaar vastgebonden waren. Er dreigde weer een stilte te vallen.
“Wij volgen dit model en proberen een zo kort mogelijke weg van probleem naar oplossing te bieden,” vervolgde ze.
Ik vroeg me af wie de ‘wij’ in haar zin was. Ik was namelijk overtuigd geweest van het idee dat ik een gesprek voerde met een individu, maar blijkbaar was dit niet het geval.
Nadat we drie kwartier woorden hadden gewisseld was de afspraak ten einde, en ik fietste door de regen naar huis. De herfst was in volle gang, en ik merkte op hoezeer de bomen in korte tijd van kleur waren verschoten. Het was het soort herfst waarin alle zonlicht verbleekte. Waarin tranen zich vermengden met regendruppels op mijn wang. Geen paraplu bood daar weerstand tegen.
Leave a Reply